De economie kromp in het tweede kwartaal nog harder dan gedacht. Het bruto
binnenlands product daalde volgens het Central Bureau voor de Statistiek
(CBS) met 5,4 procent – 0,3 procentpunt meer dan eerder was gerapporteerd.

Ter vergelijking: in 1931, het slechtste
jaar
van de Grote Depressie, kromp de Nederlandse economie met 3,1
procent.

Minder consumptie
De nieuwe tegenvaller komt onder meer door "een iets grotere krimp van
de consumptieve bestedingen door huishoudens", schrijft het CBS in een toelichting.

Nederlanders consumeerden in het tweede kwartaal voor 2,7 procent minder dan
een jaar eerder.

Niet dat ze minder te spenderen hadden. Integendeel: de koopkracht van de
gemiddelde Nederlander nam in de eerste helft van dit jaar juist toe. Mensen
die hun baan verloren en veel zelfstandige ondernemers voelden de klap van
de kredietcrisis natuurlijk wel hard in de portemonnee. Maar de meerderheid
ging er alleen maar op vooruit.

De lagere consumptie vertaalt zich daarom bijna één-op-één in hogere
besparingen. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat we dit jaar
gemiddeld van iedere duizend euro die we netto verdienen, 25 euro zullen
oppotten.

Pure angst
Waarom doen we dat? De belangrijkste reden is waarschijnlijk: pure angst.
Angst voor de kredietcrisis, angst voor de recessie, voor werkloosheid, voor
toekomstige tegenvallers.

Uit onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) onder tweeduizend huishoudens,
blijkt dat het opbouwen van een reserve voor moeilijke tijden, het
belangrijkste motief is voor mensen om te sparen.

Nu het al een jaar lang gaat over de ellende die de kredietcrisis over de
economie zal uitstorten, is het logisch dat mensen snel nog een paar extra
appeltjes voor de dorst hamsteren.

Volk van big spenders
Een verstandige actie, vooral ook omdat Nederlanders het sparen de afgelopen
jaren waren verleerd. Sinds 2003 gaf het gemiddelde huishouden zelfs meer
uit dan er binnen kwam.

Een Nederlander die duizend euro aan inkomen overgemaakt kreeg, pinde pakweg
1025 euro en gaf dat hele bedrag uit. De voorheen spaarzame calvinisten
waren een volk van big spenders geworden.

De spaarpotten werden leger en leger. Op zich geen probleem, want ondanks het
negatieve sparen werden Nederlanders op papier al vermogender. Huizenprijzen
bleven stijgen en aandeelkoersen vlogen omhoog. Het bezit werd steeds meer
waard, en we leefden er goed van.

Totdat in 2008 het papieren vermogen in rook opging. De beursindex halveerde
en huizenprijzen begonnen te dalen. In 2007 was het netto gezinsvermogen
gemiddeld gelijk aan 4,6 maal het jaarinkomen. Eind 2009 zal dat naar
verwachting minder dan 4,3 zijn.

Met andere woorden: per Nederlander is er door de crisis voor ongeveer vier
maandsalarissen aan vermogen verdampt. Logisch dat we nu weer wat meer
sparen.

Lagere hypotheekrenteaftrek
Er is nog een goede reden om nu flink te sparen. De overheid jaagt het geld
er met grote snelheid doorheen. De staatsschuld loopt ongekend snel op.
Uiteindelijk zal de belastingbetaler het tekort weer moeten bijleggen.

Hogere lasten, vooral in de vorm van minder aftrekposten, zoals de
hypotheekrente en pensioenpremie, zijn te verwachten. Wie vooruitdenkt, legt
voor die toekomstige lastenverzwaring nu vast een buffer aan.

Maar sparen we genoeg? Dat hangt natuurlijk af van hoe somber je de toekomst
ziet. In elk geval sparen we nog altijd veel minder dan in de jaren
negentig, toen de spaarquote regelmatig meer dan het dubbele was van nu.
(Zie grafiek: Spaarquote
eindelijk weer positief
)

Op dit moment ligt de verhouding tussen vermogen en inkomen weer ongeveer op
het niveau van 1999. Maar dat was een jaar van hoge groei, lage werkloosheid
en zeer optimistische toekomstverwachtingen. Bij de huidige vooruitzichten
zouden Nederlandse huishoudens wel wat meer vet op de botten mogen kweken.

Lees ook:

De
ergste crisis sinds 1879?

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl